SV | Zij zijn tot op dezen dag [nog] niet verbrijzeld [van hart], en zij hebben niet gevreesd, noch gewandeld in Mijn wet en in Mijn inzettingen, die Ik voor ulieder aangezicht en voor het aangezicht uwer vaderen gegeven heb. |
WLC | לֹ֣א דֻכְּא֔וּ עַ֖ד הַיֹּ֣ום הַזֶּ֑ה וְלֹ֣א יָרְא֗וּ וְלֹֽא־הָלְכ֤וּ בְתֹֽורָתִי֙ וּבְחֻקֹּתַ֔י אֲשֶׁר־נָתַ֥תִּי לִפְנֵיכֶ֖ם וְלִפְנֵ֥י אֲבֹותֵיכֶֽם׃ ס |
Trans. | lō’ ḏukə’û ‘aḏ hayywōm hazzeh wəlō’ yārə’û wəlō’-hāləḵû ḇəṯwōrāṯî ûḇəḥuqqōṯay ’ăšer-nāṯatî lifənêḵem wəlifənê ’ăḇwōṯêḵem: |
Zij zijn tot op dezen dag [nog] niet verbrijzeld [van hart], en zij hebben niet gevreesd, noch gewandeld in Mijn wet en in Mijn inzettingen, die Ik voor ulieder aangezicht en voor het aangezicht uwer vaderen gegeven heb.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
Zij zijn tot op dezen dag [nog] niet verbrijzeld [van hart], en zij hebben niet gevreesd, noch gewandeld in Mijn wet en in Mijn inzettingen, die Ik voor ulieder aangezicht en voor het aangezicht uwer vaderen gegeven heb.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!